+31 (0)6 814 84 775 michele@richter-coaching.nl

Imago, de buitenste schil van jouw identiteit

Hoe mensen in elkaar zitten blijf ik eindeloos boeiend vinden. Wat zijn de vormende momenten in iemands leven geweest? Hoe is iemands identiteit ontstaan? Jan Geurtz heeft in zijn boek ‘Het einde van de opvoeding’ een heldere uiteenzetting hoe we aan ons imago komen…

Als ik niet meer
weet wie ik ben
kijk ik even in
mijn klerenkast.
— Loesje

Alle mensen hebben een identiteit, maar niemand wordt ermee geboren. Onder identiteit verstaan we een psychisch brouwsel dat bepaalt wat we denken en voelen dat we zijn. Dat is inclusief onze remmingen en bekwaamheden, onze angsten en gehechtheden, ons zelfbeeld en ons imago, enzovoort. Eigenlijk*, alles wat je denkt dat je bent, hoopt dat je bent en vreest dat je bent.*

Karakter vs identiteit

Wanneer kinderen geboren worden, hebben ze al wel een eigen karakter, maar nog geen identiteit. Ze hebben nog geen beeld van zichzelf. De vorming van onze (subjectieve) identiteit, is een leerproces. Dat begint wanneer we ongeveer anderhalf jaar oud zijn. Rond het tiende levensjaar staat het fundament van onze identiteit, waar we de rest van ons leven aan blijven verbouwen en onderhoud aan plegen.

De natuurlijke staat van zijn

In het eerste levensjaar gedragen kinderen zich ongeremd, eerlijk en energiek. Er is geen remming, de levenskracht stroomt onbelemmerd. Er is geen ‘wat-zullen-ze-wel-niet-van-me denken- angst’ of ‘kan-ik-dit-wel-onzekerheid’. Als een kind blij is, lacht het. Als een kind verdriet heeft, huilt het. Als het boos is, schreewt het. Het kind leeft volledig in een natuurlijke staat van zijn. Het kind heeft er geen besef van, het ziet zichzelf niet.

Waneer het kind één tot twee jaar oud is beginnen de ouders, geleidelijk grenzen te stellen aan die spontane uitingen. Als de parmantige kleuter in een woede-uitbarsting zijn drinkbeker in de gordijnen gooit, ruimt onze aanvankelijke vertedering het veld voor afkeuring en correctie. Dit is een onvermijdelijke gang van zaken en vormt het begin van het ontstaan van onze identiteit.

De aanvankelijke toestand van onbewuste vanzelfsprekendheid van het bestaan verandert voor het kind in een situatie waarin zijn gedrag wordt beoordeeld. En waarin hij dus ook zichzelf gaat beoordelen. Het eerste wat wij als mensenkinderen dus over onszelf leren is dat wij niet goed genoeg zijn zoals wij zijn, maar we moeten leren goed te worden door aan voorwaarden te voldoen. Het bestaan wordt geconditioneerd. Dit hoort allemaal bij de normale zorgverantwoordelijkheid van ouders voor hun kinderen.

Ouders kunnen niet anders dan vanaf een bepaalde leeftijd grenzen stellen, anders zou het kind helemaal geen menselijke identiteit ontwikkelen. Kinderen die in een volledig isolement zijn opgegroeid of door dieren zijn groot gebracht vertonen inderdaad zo’n gebrek aan identiteit. Ze zouden leven als een dier.

Eerste schil: negatief geloof

Het eerste dat we als kind over ons zelf leren, vormt de eerste ‘afdeklaag’ van onze natuurlijke staat van zijn. Het is de eerste schil van onze identiteit. We ervaren het als een zeer pijnlijk gevoel van afwijzing, een besef van ‘nature niet goed genoeg te zijn’. Deze eerste schil wordt genoemd: negatief geloof. Het is een geloof omdat we werkelijk menen dat dit besef klopt, dat dit pijnlijke gevoel van tekortkoming betrekking heeft op wie we werkelijk zijn. Het is een geloof omdat het irrationeel is, zonder logische argumenten. Het is een geloof omdat we de werkelijkheid ontkennen en we een schijnwerkelijkheid creëren… en… onze hele identiteit is er op gericht dit geloof te bedekken.

Toch faalt deze bedekking af en toe, bijvoorbeeld op het moment dat je relatie stukloopt, je ontslagen wordt, je reis naar Zuid-Amerika door de corona crisis niet doorgaat, je vader overlijdt, je bedrogen wordt… Op zo’n moment vallen een of meerdere voorwaarden op grond waarvan je jezelf waardeert in duigen, waardoor je diepste gevoelens over jezelf vrijkomen. Het gevoel van tekort schieten in zo’n crisis situatie, van mislukken, stom of slap zijn, machteloosheid, frustratie. Dit negatieve gevoel is volkomen in strijd met en daardoor tevens een volledige bedekking van onze natuurlijke staat van zijn.

De tweede schil: strategieën

Omdat dit een bijzonder pijnlijke en beknellende afdekking is, zijn wij van jongs af aan heel gemotiveerd om te voldoen aan de voorwaarden waaronder die afwijzing opgeheven of voorkomen kan worden. De stategieën om te voldoen aan die voorwaarden vormen een bedekkingslaag van het negatieve geloof. Dit is dus de tweede laag van onze identiteit. Het bevat alle voorwaarden (om niet afgewezen te worden) om aanvaard te worden; als ik braaf ben, goed luister, geen lawaai maak, goede cijfers op school haal, niet rook, meehelp, me beheers… heb ik recht van bestaan en mag ik er zijn. Het is onze attitude ten op zichte van anderen. De basisregels over wat we moeten en niet mogen.

Mag jij lui zijn van jezelf ? Moet jij presteren? Altijd aardig zijn? Welke basisregels heb jij ?

De derde schil: patronen

De patronen of automatismen die voortvloeien uit de basisregels van de tweede schil. Het uit de regels voorvloeiende denken en doen zal steeds meer volgens een vast patronen gaan verlopen. Wordt jij altijd op dezelfde type partners verliefd? Ben jij altijd conflict-mijdend ? Welke patronen heb jij ? We voelen ons het prettigst als we de dingen op een bepaalde manier doen. Waarom? Omdat ze deel uitmaken van onze identiteit, van ons zelfbeeld.

De vierde en buitenste schil: imago

De vierde en buitenste schil van onze identiteit is ons imago. Het is het beeld dat we graag willen dat anderen van ons hebben. En het beeld dat we denken dat anderen van ons hebben. En het beeld dat we van onszelf hebben. Het gaat hier niet alleen om onze kledingstijl, kapsel of make-up maar ook om de manier waarop we ons gedragen in gezelschap. Hoe dan ook, het imago dient altijd om anderen af te schermen van hoe we volgens werkelijk zijn. Het imago werkt het sterkst in situaties waarin we ons onzeker of angstig voelen.

Wat laat jij zien, wanneer jij als expert benaderd wordt, jij van jezelf geen fouten mag maken, en je een zeer moeilijke vraag voorgelegd krijgt? Gedraag jij je dan nederig en complimenteer jij de vragensteller met zijn scherpzinnigeheid? Of neem je een arrogante houding aan en diskwalificeer jij de vragensteller met een dergelijke vraag aan jou?

Hoe zit het met jou imago?

Wat wil jij dat anderen van jou zien? En vooral: wat mag niemand van jou zien? In welke kleren zou jij je belachelijk voelen? Bij welk gedrag zou jij je schamen? En hoe zou je je hieruit redden en wat zou jij allemaal doen om deze situaties te voorkomen? Beantwoord dit soort vragen, en we zien jouw imago.

Heb je vragen?

Ik help je graag verder: michele@richter-coaching.nl

 

25 oktober 2020

Bronnen

  • Jan Geurtz - Het einde van de opvoeding


← ga terug

Bezoekadres

Zutphensestraatweg 16
6881 WS Velp
Nederland
Bekijk de kaart

Netwerk

Linkedin icoon @michelerichter

Aangesloten bij
ZKM logo  NFG logo   RBCZ logo

No image